Frans Boenders
SERENITEIT EN STILTE IN HET WERK VAN ROBERT HELSMOORTEL
Frans Boenders, Voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
We spreken over en kijken naar het werk van Robert Helsmoortel. U bent waarschijnlijk afkomstig van Antwerpen –zoals ik– en dan weet u, de naam Helsmoortel is voornamelijk bekend van de grote Citroëngarage. Inderdaad, hij behoort tot die familie. Maar zijn levensvehikel heeft wel een heel andere koers gekozen.
Hij is geboren in 1922, inmiddels dus vierentachtig. Het spijt me verschrikkelijk dat hij vanavond niet bij ons in het Raamtheater aanwezig kan zijn, maar hij heeft wat ik maar zal noemen een tijdelijke flauwte, en moet zich verschansen in zijn flat.
Toch staat hij hier in zijn werk, dankzij Ingrid Verbraeken die het schitterende initiatief heeft genomen om, na zijn terugkeer in België, op verschillende plaatsen in ons gezegend landje een hele reeks tentoonstellingen en manifestaties met selecties uit Helsmoortels oeuvre te organiseren. Zoals deze bescheiden maar héél mooie opstelling in de voorhal van het Raamtheater.
Kijken we allereerst naar de tekeningen. Die zijn altijd enig. Elke tekening, hoe schetsmatig en minimaal ook, is anders dan alle andere tekeningen. Richten we de blik vervolgens naar de enkele schitterende schilderijen, onder andere drie olieverven op papier d’arche. Olie op papier. Gevoelige materie! Ook de plaatsing van deze kunstwerken mag ik voortreffelijk noemen. En bij het betreden van dit theater is uw blik gevallen op een olieverfschilderij op doek, in verschillende subtiele blauwtinten. Dat werk oogt buitengewoon sereen. Het is stil. Het maakt ons stil. Het dringt zich niet op. Juist daarom verwijlt onze blik er: we kijken hem maar moeilijk weg. Want wat we menen te zien worden we zelf, voor de duur van onze woordloze beschouwing. Dat is Helsmoortel op zijn best. Eenvoudig, precies, waardig. Die trits kwaliteiten vind je ook terug in zijn tekeningen. Typisch Helsmoortel.
Daarnaast lijkt het alsof er ooit een andere Helsmoortel is geweest. De wereldbestormer die de Verenigde Staten stormenderhand had willen innemen, - en daar nota bene ook in geslaagd is. De sculpteur van monumentaal werk in dienst van bedrijven, banken, industrieën. In dienst van? Nee, toch niet helemaal. Als u goed kijkt, om begrijpelijke redenen vandaag enkel op de video die hier ten gezichte wordt gebracht, gaat het om dezelfde Helsmoortel. Zijn grote beelden ademen dezelfde vanzelfsprekende eenvoud van de schilderijen en tekeningen. Hij heeft zich derhalve nooit ‘verkocht’, hij heeft op hetzelfde niveau van zelfredzaamheid en zelfrespect samengewerkt met architecten en ingenieurs, kritisch luisterend naar zijn machtige opdrachtgevers, altijd trouw aan zijn artistieke uitgangspunten, aan zijn ernst als kunstenaar. Kijk maar goed, ik maak me sterk dat u het daarmee eens wordt.
Het kunstenaarsvak heeft Robert hier geleerd, in Antwerpen. Gevormd aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, wat men ook moge beweren nog altijd de beroemdste academie van dit land, en daarna aan het Hoger Instituut. Dat laatste is tot op vandaag -ook al is het een aantal jaren geleden van het academiegebouw verhuisd naar een verlaten kazerne en verhuist het vandaag opnieuw, ditmaal helaas naar Gent- een plek waar mensen van verschillende disciplines uit de beeldende kunsten, zowel beeldhouwers als schilders en tekenaars en gelukkig ook grafici, een opleiding krijgen die dan min of meer gesponsord is. Ondersteund werd destijds ook de jonge Robert Helsmoortel, althans na zijn studies: hij mocht met een beurs van koningin Elisabeth naar Spanje reizen. Het harde licht; de pijlsnelle, gedecideerde Castiliaanse taal; de onsentimentele maar fanatieke spiritualiteit van Spanje liggen, denk ik, vrij dicht bij Roberts persoonlijkheid en de sfeer van diens schilderkunst. Ook Spanjaarden hebben ook iets schijnbaar koels, iets afgemetens en soms hooghartigs, maar tegelijk ook iets baroks.
Waar is dat goed voor, iets baroks hebben? Zoals we daarnet in de muzikale inleiding hebben gehoord, die vloeiende fluitsonate van Händel, is ook dat voluit het werk van een barokkunstenaar, in casu een Duitser die fortuin maakte in Londen, waar de barok nooit echt uit de eigen kunstenaars is voortgesproten. Denk even aan de grote schrijvers van de barok: allemaal Spanjaarden: Calderon de la Barca, Lope de Vega, Balthasar Gracian. We komen vandaag samen in een theaterhuis; zijn de zo-even geëvoceerde namen niet van cruciale betekenis voor de geschiedenis van het theater, en derhalve ook van de kunst, in Europa?
Helsmoortel heeft gemazeld en gepokt onder meer bij Walter Vaes en Jacques Gorus. Gorus, afkomstig van Dendermonde en hier leraar geworden aan de academie. Twee heel bekende en degelijke kunstenaars. Het degelijke, het precieze heeft Helsmoortel zeker bij beide leermeesters opgestoken. De sereniteit - vermoed ik - heeft Robert vooral aan zichzelf en zijn zelfdiscipline te danken. Ook op zijn vierentachtigste is hij de eenvoud zelve, volkomen gespeend van zelfmedelijden. Geen enkele valse pretentie. Ook in de Verenigde Staten stond hij om die laatste deugd bekend. Je hoeft enkel de Amerikaanse krantenknipsels uit Helsmoortels gloriejaren te lezen - mevrouw Verbraeken heeft ze voor ons geselecteerd, uitvergroot en ingelijst om het Belgische publiek een idee te geven hoe de Amerikaanse kunstkritiek in de jaren vijftig tot tachtig van vorige eeuw over Helsmoortel dacht.
In deze pretheaterruimte zien we voornamelijk tekeningen. Ingrid Verbraeken heeft ze eerst aandachtig bekeken en vervolgens rigoureus geselecteerd. Het gaat in overgrote meerderheid om heel eenvoudige pentekeningen. Soms penseel, potlood, Chinese of Oost-Indische inkt. Waarbij Robert - meen ik - twee dingen probeert te doen. Aan de ene kant wil hij iets vastleggen - niets bijzonders, dat is voor tekeningen toch meestal gebruikelijk?- iets dat anders onmiddellijk weer zou zijn verdwenen. Hij wil iets kortstondigs een zekere noodzaak geven, hij legt het erop aan wat onherroepelijk voorbijgaat te vlug af te zijn en gaat het bijzetten bij het blijvende dat we kunst noemen. Daarvoor is elke geslaagde tekening geschikt. Snel en toch blijven; hoef je lekker niet met kleuren, olie, terpentijn en droogmiddel rekening houden. Daarom zit in elke Helsmoortelschets ook iets wat de Japanners omschrijven als mono no aware: de pijnscheut van schoonheid die onvermijdelijk je hart steekt want je geheid als water tussen de vingers wegsijpelt. In elke twintigste-eeuwse tekening van betekenis zit, wetend of ongeweten, de invloed van Japanse Zen. Niet zozeer de beroemde zenkalligrafieën uit de Tokugawatijd als wel de Japans-boeddhistische zenmentaliteit die in het Japans ukiyo heet: de onbestendigheid van het leven en van de dingen.
Dat subtiele, altijd licht melancholische sentiment geef je niet weer met een overvloed aan details. Wel integendeel! Daar heb je als tekenaar overigens de tijd niet voor. Zo’n alerte tekenaar moet vooral kijken, terwijl zijn hand, door de bezitter ervan ongezien, over het papier rent. Zo’n tekenaar wil namelijk in één, twee lijnen het wezen van de dingen weergeven zoals hij het nu, niet gisteren niet morgen, niet vrolijk en niet droevig, ziét. De criticus Jaak Fontier heeft daarover ooit wat aardige notities gemaakt: het zien van zen. In de zenfilosofie of de zenreligie heet dat verlichte en plotse zien satori, een soort van tijdelijke, bliksemende verlichting. Die overweldigt je ongevraagd en verdwijnt ook prompt na de inslag weer.
Er valt in het leven inderdaad niets vast te houden. Wie dat toch probeert die ziét niet echt, die is gezien! Geniet derhalve van het altijd unieke moment, want een blijvend genot bestààt eenvoudigweg niet. Maar de gezegenden onder ons, die dat vliedende kijkgenot paradoxaal genoeg toch kunnen vastleggen in een blijvende tekening, maken van die bliksemende beauty een joy for ever. Tot zulke begenadigden behoort Robert Helsmoortel.
Het tweede aspect van Roberts tekenkunst is naar mijn aanvoelen zijn liefde voor het simpele. De liefde voor de mens in z’n eenvoudigste verschijning. Vrouwen en mannen uiteraard, je hebt tenslotte maar twee soorten. Zo’n Helmoortelmens zit vaak alleen. Zomaar zittend. Meestal in een wat ongecompliceerde houding, op een van die ongecompliceerde plekken waar het meestal ontspannen zitten is. Geen posh restaurant, geen opera of concertzaal. Nee, denk aan zeegezichten, aan een soort gesimplificeerde marines. Vergeet daarbij niet dat Robert een poos in New York heeft gewoond. Daar heb je vlakbij natuurlijk ook zee. Of Florida, waar hij ook al neerstreek: weeral zee. Veel New Yorkers gaan op zaterdag en zondag graag naar zee. Robert zal het ook hebben gedaan. De meestal oudere Floridanen léven zowat aan het strand. Robert heeft donders goed gezien hoe niet meer zo jonge dames daar kunnen zitten, hoe heren daar in een canvasstoel plegen te hangen onder een paraplu of gewoon zitten op een handdoek, amper gekleed natuurlijk, wat je zit tenslotte maar op zand.
En let nu goed op: hij trekt éen lijn, die Robert! En twee rechthoekjes op die lijn. Je ziét meteen dat je aan zee bent met in de verte twee scheepjes die voorbijvaren. Enige lichte melancholie is dan nooit ver weg. Het kan natuurlijk ook zijn, hij is dan toch van Antwerpen, dat hij die nostalgie heeft bewaard en gekoesterd - met zijn geestesoog op de Schelde.
Oog in oog met zulke simpele tekeningen denkt een simpele ziel allicht: “Dat kan ik ook!”. Prima, probeert u het maar eens!
Toch ik ken nog iemand die het kan, dergelijke onwaarschijnlijk juiste tekeningen krabbelen: de onlangs op hoge leeftijd overleden Frederick Franck. Deze geboren Nederlands-Limburger werkte ooit als arts in Albert Schweitzers hospitaal in het Afrikaanse Lambarene, verhuisde later naar Upstate New York, waar hij in Warwick een centrum voor interreligieuze dialoog oprichtte. Hij gaf seminars in zentekenen en beweerde dat hij iedereen kon leren tekenen. (Dat laatste heb ik nooit geloofd. Misschien omdat ik zelf nauwelijks een potlood kan vasthouden.) Zijn schitterende tekeningen leven voort in een aantal boekwerken, waarin hij ook leerrijke en geestige commentaar levert bij zijn manier van werken – hij had horreur voor de term ‘techniek’.
Zelf heb ik Francks tekenkunst vroeger als maïeutiek omschreven, een soort van geestelijke vroedvrouwkunde dankzij welke werkwijze het geziene ding, dat de tekenaar op papier wil krijgen, uit zijn eigen innerlijk moet opwellen. Het geziene moet jou dus eerst penetreren om vervolgens uit eigen beweging weer uit jou tevoorschijn te komen. Een goede leraar tekenen fungeert daarbij hooguit als vroedvrouw die de bevalling helpt te laten gebeuren.
Ach, het klinkt allemaal wat ingewikkelder dan het in feite is. Op het onbevooroordeelde zien komt het aan – een zien dat zich onbemiddeld (zonder teveel tussenkomst van het redenerende verstand) weet af te drukken op het papier. Zowel Helsmoortel als Franck zijn volgens mij zulke maïeutische kunstenaars.
Soms merk ik zulk een spontane, ongecontamineerde tekenhand ook bij beeldhouwers. Tekeningen van voortreffelijke beeldhouwers zijn in hun schetsmatige eenvoud altijd formidabel. Kijk naar de grote beeldhouwers van de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld de grote Engelse beeldhouwer Henry Moore, of de Roemeen Constantin Brancusi die zonder wat dan ook te voet naar Parijs trok en aan een enorme vernieuwingsoperatie van de Europese beeldhouwkunst begon; of, nog vroeger, Rodin, die misschien nog de meest fantastische tekeningen van bewegende vrouwelijke naakten maakte.
Zulke juweeltjes vind ik ook terug bij Robert Helsmoortel, met name in zijn volumineuze vrouwen. Waarom tekent men meestal volumineuze vrouwen terwijl de mode ons vandaag magere scharminkelmodellen oplepelt? Dat is natuurlijk iets waar je over kan speculeren. Ik denk omdat begaafde tekenaars en beeldhouwers liever volumineuze vormen tekenen dan spillebenen. En wij, mannen, zien er nu eenmaal in alle opzichten wat vierkanter uit, ook al dragen we vaak een dikke pens voor ons uit. Trouwens, buikige mannen komen in Roberts tekenwerk ook voor.
Roberts tweede soort tekeningen mogen eigenlijk geen tekeningen heten. Dat zijn feitelijk aquarellen. Je merkt er hoe hij met kleur heeft getekend. Daar verdwijnt de lijn om tot contour van een waterige kleur uit te waaieren. Net zoals in de roemruchte erotische tekeningen van Rodin! Die zijn via verschillende boeken wereldberoemd geworden.
Als je kijkt naar zulke tekeningen, dan zie je variaties op hetzelfde: twee kleuren, meestal een inkarnaat, nogal wat rood, zeg maar een rozig inkarnaat. En aan de andere kant krijgt het haar meestal een andere kleur. Denk aan dat bruinige, denk aan dat rosse. Twee tinten: daarmee roept Robert een hele wereld op. Denk aan die drie personages die rechtstaan tegen een achtergrond van blauw. Twee kleuren blauw. Op een wat rechthoekige, kleinere tekening rijzen figuren op tegen een naakte achtergrond die uit drie kleuren bestaat. Eerst, laten we dat het strand noemen, dan de zee, en daarboven de lucht. Eenvouds verlichte waters, om het met een vers van Lucebert te zeggen. (Hoewel Lucebert zelf toch veel ingewikkelder tekeningen maakte!) Maar hier maakt Robert naar mijn aanvoelen typische beeldhouwerstekeningen, beeldhouwersaquarellen. Vandaar ook dat ik bij sommige van zijn tekeningen moet denken aan de tekeningen en schilderijen van José Vermeersch - niet dat Helsmoortel en Vermeersch ooit iets van elkaar afwisten - , maar vergeet niet dat Vermeersch voornamelijk bekendheid verwierf als keramisch sculpteur van (ook alweer) volumineuze figuren, niet zelden koppelsgewijs neergezet als man en vrouw. En kijk eens goed naar Roberts koppels. Zeker, je kunt wel zien wie de man en wie de vrouw is . Maar eigenlijk zijn het figuren die voorafgaan aan enige seksuele differentiatie. Net als Vermeersch doet Helsmoortel een serieuze poging om het essentiële van het mens-zijn weer te geven. Zoals ook de Chinezen dat zo goed kunnen doen. Altijd ronde vormen, of het nu mannen dan wel vrouwen zijn. Met eigenlijk niet zoveel onderling verschil. Veel minder alleszins dan bij onze huidige overgeseksualiseerde wezens. De oude Chinezen noemden zulke prototypische mensen neutraal het ‘oude kind’ of de ‘oude wijze’. Man?, vrouw?, - het maakt uiteindelijk weinig uit. In het Westen ontdekken we die wijsheid eerst als we zelf te oud zijn geworden om van het weinige reële verschil nog met gulzigheid te genieten...
Ik eindig met een woord over drie schilderijen op papier. Wat is nu specifiek voor een schilderij op papier? Dat het papier de verf opzuigt. Paneel en doek - linnen, vlas, zijde of enig ander weefsel - zuigen veel minder, zeker als je de drager eerst behoorlijk plamuurt nadat je hem geprepareerd hebt. Maar met papier, zeker papier d’ arche - hebt u die papiersoort al eens vast genomen en hebt u dan een sensuele, zij het enigszins ruwe papierhuid gevoeld? -, meestal niet voorbehandeld daar komt meteen olieverf of acryl op. De verf, vooral dunne verf, zuigt daarin weg. Ten minste, de eerste laag. Een goed schilder kan z’n olieverf nu zo verdunnen dat hij eigenlijk ongeveer hetzelfde resultaat krijgt als met waterverf. Het zuigt erin. De eerste laag droogt meteen. Dan legt hij een tweede laag. Of hij werkt nat in nat; het zijn vaak grootmeesters die daarmee unieke effecten bereiken. Ook fijnschilders weten dat.
Maar Robert staat aan de antipode van zulke fijnschilders. Hij is een, nu mag ik hem zo wel noemen, de abstract-eenvoudige meester van de sereniteit. Hij tovert voor onze verwonderde blik prachteffecten van verdieping. Dan worden Roberts schilderijen voor mij uiterst gevoelige objecten: een soort van meditatieobjecten. Vandaar dat ik vandaag mijn praatje ben begonnen met het oproepen van sereniteit, stilte en eenvoud.
Dat was het dan. Ik lever u verder voorzichtig over aan uw gedachten.